Idylle aan het strand

Home / Henri Storck / Filmografie / Films alfabetisch / Idylle aan het strand
Het gegeven is eenvoudig. De Noordzee. Het regent. Twee jongemensen zoeken beschutting onder een badkar en glimlachen tegen elkaar. Als de zon terug is, krijgen het zand, het water en de zee hun plaats in hun liefdesspel. Er zijn magische beelden: handen die spelen in het zand, haren als zeewier, het oor als een schelp, kleren op het zand geworpen en meegesleurd door de zee, het staketsel vervormd tot zeegrot, de kus op de fiets, de lichamen die radslagen maken. De zee is méér dan een landschap: hij is een metafoor van het genot zelf en een medium voor de sensualiteit. Het filmkader speelt met het contrast tussen de close-up (een lichaamsdeel dat correspondeert met een element uit de zee) en de totaalopname (het lichaam en het landschap in een analoge fusie). En contrapunten overschrijden, versterken en comprimeren de ontmoeting: de kazerne en de dueña (ofwel de militairen en de familie) worden aangewezen als de hinderpalen voor geluk en vrijheid. Het is te begrijpen dat de surrealisten deze film erkenning gegeven hebben. Poëzie en begeerte, wet en overtreding tegen een achtergrond van antimilitarisme maken van Strandidylle een perfect voorbeeld van de filmkunst die dierbaar was aan Breton.

 

Het originele negatief verdween tijdens een bombardement op de laboratoria van Billancourt te Parijs in 1943.De huidige versies werden gemaakt naar een contretype van de enige overblijvende kopie van 1931; deze laatste was op een andere manier gemonteerd door de Belgische distributeur, die de film een andere titel gegeven had: Quand les cœurs ont vingt ans. De huidige versies geven dus niet de originele montage weer, wat de sprongen in de muziek verklaart.

 

Regie : Henri Storck
Regieassistenten : Pierre Vandervoort, Léon Lévy, Félix Labisse
Scenario : Jean Levens (pseudoniem van Jean Teugels) in samenwerking met Henri Storck, Pierre Vandervoort en Léon Lévy
Vertolking : Raymond Rouleau, Gwen Norman, de moeder van Gwen Norman, kolonel Ringuet enz.
Figuratie : James Ensor, Félix Labisse, Léon Spilliaert, Carol Deutsch, Alfred Courmes…
Beeld : Gérard Perrin met zijn Caméréclair-camera
Montage : Henri Storck
Muziek : Manuel Rosenthal
Stemmen (postsynchronisatie) : Raymond Rouleau, Solange Moret, Tania Balachova
Klankopname : Charles Foucs
Klankmontage : Jean Tedesco
Opnamen en sonorisatie in de studio’s van Jean Tedesco in de bioscoop Vieux-Colombier te Parijs (Kraemer-procédé. Licentie Thompson-Houston).
Productie : Ankerfilm Oostende (Robert en Charles Elleboudt)
35 mm / zwart-wit / 35 minuten / 1931

 

 

Om de film te bekijken, gelieve de paswoord per email vragen naar info@fondshenristorck.be en dan hier klikken

 

“De film kwam in 1932 te Parijs, in de Vieux-Colombier, met matig succes uit. Te Brussel is hij uitgefloten tijdens de galavoorstelling waar hij als aanvulling diende voor de film M. Ein Stadt sucht ein Mörder van Fritz Lang.”

Document Henri Storck Fonds
“… De erotische wereld van de droom, die buitengewoon heldere en reële wereld waar de poëzie onverbrekelijk begeerte en het echte leven mengt, waar de gevoelige kant van de mens hem de mogelijkheden onthult om zijn waanzinnigste aspiraties in het dagelijkse leven – dat van dan af getransformeerd is – binnen te voeren, dat alles vormt het onderwerp van de Belg Henri Storck. De tedere Strandidylle is één der lichtende voorbeelden van de erotische dagdroom …”

Ado Kyrou, Le surréalisme au cinéma, Uitgave Le Terrain vague, Parijs, 1963
“De verdienste van de regisseur is precies zijn film te hebben behoed voor elke verbale verfijning en elke esthetiek. De kust, de grote vlakte nat zand vormen niét een occasioneel decor, een vervangbaar achtergronddoek, maar worden een personage dat zich opdringt. En die brede zeegezichten waarin de twee menselijke wezens getekend zijn, beelden als het ware een éénwording, een osmose tijdens een heidense bruiloft uit.”

Jacques Polet, Revue belge du cinéma, augustus 1979
“Er gaat een zacht-golvende lijn door Een idylle op het strand, die van Storcks persoonlijke vermogen de verrassende bevestiging brengt. Hij doet met dit uiterst eenvoudig scenarisch gegeven wat ermee gedaan moest worden: hij herleidt het dagelijks uitzicht der dingen en der feiten tot een essentieele voorstelling, die hun verband met het echt gevoelsleven naar voren brengt en rythmeert. Een stukje poëzie aan ‘t Noorderstrand, dat hoe bescheiden ook, met zijn daarstelling van dan eens simpel-blijde en natuurlijke-levendige tooneelen, dan weer humorvolle en karikaturale beelden, vol frisch en gezond lyrisme steekt. Wel verlangt men naar meer verbeelding, naar verder doordringen of breeder uitwerken dezer poëzie, die nu en dan slechts op het kantje af het dieper menschelijk gevoel, zooals bijvoorbeeld de slechts even aangegeven sensualiteit, benadert. De verstandige en voorzichtige filmleider Storck, die wist hoever zijn middelen strekken konden, komt er hier doorkijken. En wat ten slotte de beste hoedanigheden van deze film uitmaakt, legt ook juist het meest nadruk op de zwakheden en de tekortkomingen er in.”

Gustave Van Hecke, Vooruit, 1931
“In deze film, die op het strand van Oostende werd opgenomen, heeft men geprobeerd op het scherm uitdrukking te geven aan een gevoel van duur, tegen de constante achtergrond van een hemel, golf en zand. Dat is natuurlijk geen succesformule, maar een zoeken naar eenvoud en zuiverheid. Dat deze verdienstelijke neiging tot soberheid enige monotonie met zich meebrengt, is zeker, maar Strandidylle bezit kwaliteiten die we vaker op het scherm wilden aantreffen.”

Georges Altman, Monde (tijdschrift geleid door Henri Barbusse), 1932