Banket van de smokkelaars (het)

Home / Henri Storck / Filmografie / Films alfabetisch / Banket van de smokkelaars (het)

Een dorp, pal gelegen op drie grenzen (die van Duitsland, Nederland en België) en door drie werelden bewoond: die van de arbeiders, die van de douanebeambten en die van de smokkelaars …

Charles Spaak weeft tussen al die punten een intrige die ze verenigt, verzint personages en situaties die hem in staat stellen de problemen aan te snijden en een boodschap over te brengen: de dochter van de douanier is verliefd op een smokkelaar en leeft met een arbeider; de baas, de smokkelaars en de arbeiders smeden samen een complot om de fabriek te redden; de smokkelaars en de douaniers bereiken een akkoord in verband met de instandhouding van de grenzen. Het gaat kortom om de Geschiedenis met grote G: de oprichting van de Benelux, de plannen voor een Europese Unie, het trauma van de Tweede Wereldoorlog, de economische en sociale kwesties, het voortbestaan van de ondernemingen en de strijd van de arbeiders. Dat alles krijgt gestalte in liefdesverhalen, suspense, een humor à la Clochemerle, een sociaal conflict. In de geschiedenis van de Belgische filmkunst bekleedt deze film een belangrijke plaats: het is de eerste fictie-langspeelfilm van Henri Storck. Zoals de tweede, Permeke, steunt hij heel erg op een documentaire studie c.q. visie. Het is de eerste fictie-langspeelfilm na de oorlog in België gedraaid, de eerste internationale coproductie uit diezelfde periode, de eerste film met een Europees bewustzijn.

Regie : Henri Storck

Regieassistenten : Georges Lust, Paul Leleu en Jo Kaserer

Scenario en dialogen : Charles Spaak

Technisch advies : André Cayatte

Beeld : Eugen Shuftan

Cameramen : Raymond Picon-Borel, geassisteerd door Mic en Denis d’Ines

Montage : Georges Freedland, geassisteerd door Hilde Grabow en Georges Lust

Script : Anne-Marie Kalter

Vertolking : Françoise Rosay (Mevrouw Demeuse), Jean-Pierre Kérien (Pierre), Christiane Lénier (Siska), Yves Deniaux (brigadier Achille), Paul Frankeur (Auguste Demeuse), Daniel Ivernel (Jef), André Valmy (douanier Louis), Eva Ingeborg Scholz (Elsa), Raymond Pellegrin (Michel Demeuse), Karl John, Arthur Devère, Kurt Grosskurt, Kathe Haack, Robert Lussac, Gert Günther Hofmann, Edgard Willy, Maryse Paillet, Charles Mahieu, Ludzer Erisga, Sylvain Poons

Muziek : André Souris

Geluidsopname : Rudolf Epstein

Decor : Alfred Butow

Productie : Franz Van Dorpe van Tevefilm in samenwerking met dr. Kogon van Europafilm (Frankfurt)

Afgevaardigd producent : Georges Freedland

Productieleiding : Léon Canel, Fritz Aeckerlé en Paul Leleu

 

Versies in het Nederlands en in het Duits nagesynchroniseerd

 

35 mm / zwart-wit / 90 minuten / 1951

Het zijn de filmverantwoordelijken van het Marshallplan, Stuart Schulberg en Lothar Wolff, die me in 1949-1950 voorstelden een documentaire film over de geboorte van de Benelux te draaien. Geconfronteerd met de omvang van dit project overwoog ik een beroep te doen op de talenten van een groot scenarioschrijver en ik had het geluk de talentrijkste onder hen in die tijd, Charles Spaak, ervan te overtuigen aan dit avontuur deel te nemen … We stelden ons onmiddellijk in verbinding met de Benelux-besturen in België; hun voorzitter, de heer Van Dorpe, aanvaardde de productie van de film te verzekeren samen met het Europees Centrum voor Cultuur te Genève, geleid door Denis de Rougemont, die ons in contact bracht met de voorzitter van de Europese Unie van de federalisten, dr. Eugène Kogon van Frankfurt. Met het oog op de productie van de film stichtte dr. Kogon te Frankfurt een filmproductiemaatschappij met de naam Europa Film, die de rol van coproducent op zich nam samen met België, waar heroïsche inspanningen werden geleverd om de financiering van een fictiefilm rond te krijgen. Spaak en ik hadden immers de idee van de documentaire opgegeven, in de overtuiging dat een fictie meer kans zou hebben om het publiek te boeien en het voor een ongewoon probleem te interesseren. De financieringsproblemen waren des te zwaarder daar de maatregelen die de Belgische film moesten aanmoedigen, pas een goede tien jaar later het licht zagen. In de loop van een diepgaand onderzoek dat Spaak en ik verrichtten in de politieke en industriële kringen, en in werkgevers- en vakbondsmilieus in België en Nederland, deden we bittere vaststellingen in verband met de psychologische reacties van die economische unie …

Henri Storck, Uiteenzetting bij de presentatie van de film voor de Jean Vigo-federatie in 1988

Heeft Henri Storck namelijk eindelijk zijn kans gekregen om een grote film te maken, dan is het mij toch niet geheel overtuigend gebleken, dat men of hijzelf er goed aan heeft gedaan hierbij de medewerking van een andere Belg in te roepen, namelijk van de scenarioschrijver Charles Spaak. Beider stijl schijnt moeilijk samen te gaan, doch bovendien is het scenario, dat Spaak leverde, tamelijk verward. Het Beneluxprobleem loopt er haast in verloren en als men dan al geen thesisfilm heeft willen maken doch aan een natuurlijke ontwikkeling van het menselijk drama de voorkeur heeft gegeven, dan blijft toch de vraag gewettigd of men nu de Benelux, dat is de opheffing van de handelsgrenzen, heeft willen verdedigen dan wel bestrijden.

Toch dient te worden vastgesteld, dat hij met Het Smokkelaarsbanket de Belgische speelfilmproductie primo gehaald heeft uit de vergetelheid, waarin zij de laatste jaren dreigde te verzinken en secundo ook uit het slop der vulgariteit, waarin zij behoudens heel enkele uitzonderingen (o.a. de Damiaanfilm ) al te lang vertoefd heeft.

Jan Botermans, De Nieuwe Gids, 1951

V: U hebt maar één avondvullende langspeelfilm, Het banket van de smokkelaars (1951), gemaakt. Had u er méér willen maken?

HS: Ja, maar het is altijd moeilijk geweest in België langspeelfilms te maken. In de jaren ’20 trok een vertegenwoordiger van het ministerie van Buitenlandse zaken naar Washington en ondertekende een conventie volgens welke de Amerikanen hun automontagefabrieken in België zouden vestigen. Dus kwamen General Motors en Ford en andere grote bedrijven naar steden als Antwerpen, waar grote werkloosheidsproblemen waren, en monteerden hun wagens voor de hele Europese markt. Zij verschaften werk aan meer dan 30.000 mensen, maar als een onderdeel van de transactie moest de Belgische auto-industrie geliquideerd worden en moest de regering daarenboven afzien van elk recht om de filmindustrie te subsidiëren of op enige wijze te helpen. Hoe het ook zij, omstreeks 1937 slaagde ik erin een wet te laten ontwerpen die overheidssteun voor de filmindustrie zou hebben betekend. We legden het voorstel aan de eerste minister en aan het parlement voor, maar van zodra nieuws over de maatregelen in de kranten verscheen, haastte de Amerikaanse ambassadeur zich naar de eerste minister en herinnerde hem aan de voorwaarden van de conventie. Zo grof was het. Bijgevolg was in Vlaanderen 90 % van de vertoonde films Amerikaans; in Wallonië [dat Franssprekend is] was dat 60 %.

Julian Petley en Michael Chanan, Henri Storck, Documentarist, Surrealist, Anarchist, Vertigo, winter 1994-1995

Henri Storck, die houdt van de manier waarop de ambachtsman te werk gaat, versneed zijn film in 427 shots. Maar dat precisiehorlogewerk kon nergens anders perfect functioneren dan in een of ander Cinécittà. In die buitenlucht van Verviers dook het onverwachte op elke straathoek op. Door de hevige voorkeur van onze cineast voor de getuigenis op de man af was er bovendien voortdurend de kans dat hij verleid werd door een mogelijk gevoelig beeld: de observatie van folklore, het pittoreske van een groep nieuwsgierige buitenlui of van een mooi meisje dat langskwam … Een jachtige opwinding bezielt die internationale wereld, levend te midden van de plaatselijke bevolking … Een versnipperde wereld, waarin orde gebracht moest worden. Borden met opschriften deden dienst als kennisgevingen. Eén van de meest memorabele droeg deze tekst: De dode smokkelaar draait om 08.30 u!

Armand Bachelier, La Nation belge, oktober 1951

… één van de eerste Belgische films op internationaal niveau

Patrick Duynslaeger, Blik op zeven, Roularta Books, 1995