Justin, de kleine wegloper, dief, bastaard en een kind dat door zijn moeder en zijn stiefvader weinig bemind wordt, is exact de oudere broer van Antoine Doinel in Truffauts Les 400 coups (1959). Jeanne, tussen Cosette en Mouchette, resumeert alle tegenslagen van het verworpen, verkrachte en geprostitueerde meisje. Hun verhaal is mooi en triest, en kent een juridisch en institutioneel happy end, maar de meisjes ontroeren vooral dankzij een opmerkelijke mise-en-scène, die van hen echte filmpersonages maakt in plaats van spreekbuizen die moeten overtuigen. Andere miniverhalen (het verhaal van de dievegge, de gewelddadige jongen, het verwende kind …) zorgen voor bijkomende elementen en openen een domein van de criminaliteit dat àlle sociale milieus raakt. Het antwoord van de maatschappij – zij het juridisch of psychomedisch – wordt geanalyseerd en in grote lijnen positief weergegeven. In heel de film – half fictie, half documentaire – hoor je een off-stem; daarbij komen nog de innerlijke monoloog van de personages en een verduidelijkende commentaar. De boodschap is genereus en actueel, maar bovenal verbergt ze – als een schat – twee perfecte verhaaltjes.
Regie : Henri Storck
Regieassistenten : Luc de Heusch en Georges Lust
Scenario : Stéphane Cordier, Georges Lust en Luc de Heusch
Advies : M. de Lierneux
Beeld : Arthur J. Ornitz
Chef-cameraman : François Rents
Cameraman : Charles Abel
Montage : Henri Storck
Script : Suzy Thirion
Commentaar : Charles Dorat en Stéphane Cordier
Stemmen : Jean Davy, Raymonde Reynaerd en Jacques Delvigne
Vertolkers : Jean-Paul (Justin), Renée Delnatte (Jeanne), Nadine Bellaigue, Anne-Marie Ferrière, Léa Gray, Andréa Lambert, Mia Mendelsson, Albert Beeldens, Yvan Dominique, Paul Saussus, Charles Schauten
Geluid : Jacques Carrère
Muziek : Raymond Chevreuille
Productie : C.E.P.
Productieleider : Paul Leleu
Opdrachtfilm van de U.N.O. (Films and Visual Information Division onder leiding van Jean Benoît-Lévy), New York
15 versies in diverse talen
35 mm / zwart-wit / 28 minuten / 1949
Om de film te bekijken, gelieve de paswoord per email vragen naar info@fondshenristorck.be en dan hier klikken
Publication :
… werd helemaal buiten de studio en tegen natuurlijke achtergronden gedraaid (het Brusselse Justitiepaleis, een psychomedische kliniek …). De stelling van de film – er zijn geen schuldige kinderen, enkel zieke, getraumatiseerde – wordt met kennis van zaken doorheen specifieke gevallen uiteengezet.
Francis Bolen, Histoire authentique du cinéma belge, Ed. Mémo et Codec, 1978
Deze UNO-documentaire legt ons uit en houdt ons voor de schuld van de ouders in gevallen van misdadige jeugd, de oorzaken van het jeugdig verval, de middelen tot herstel. Zij tracht ons een heldere kijk te geven, niet te ontroeren door een drama. Zij slaagt in het eerste, maar grijpt uiteraard niet aan, en mocht dat ook niet doen, zijnde nu eenmaal een documentaire, zodat het onrechtvaardig is haar zulks te verwijten.
Maar dat alles belet niemand juist deze film als argument in de strijd om een nationale filmproductie – strijd die de meesten al lang hebben opgegeven, doch Henri Storck onweerhoudbaar voortgaat te strijden – te waarderen. Storck heeft in de documentaire school de welsprekendheid van het beeld geleerd en juist omdat hij beeldentaal weet te spreken, krijgen zijn gespeelde films – het zijn er nu stilaan al enkele – juist dat iets, dat hen uit het gemeenplaatsige wegtrekt. Het wordt werkelijk tijd Storck in de speelfilm eens een volle kans te gunnen.
J.B., Henri Storck en de Speelfilm, Filmfront-Filmstudiën, Antwerpen, 13 juni 1949
Het geluid, de muziek, het scenario, de commentaar zijn nagenoeg vlekkeloos. Het spel van de vertolkers, vooral van de kinderen, is heel ongedwongen; het is zelfs zo goed dat je gaat denken dat je in het gezelschap van echte delinquenten bent.
G. Pl. Le Drapeau rouge, Bruxelles, 29 avril 1949.