De catalogus c.q. les is compleet: de definitie van de barok versus de Middeleeuwen, de compositie van de schilderijen, het leven van Rubens, zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn huis en zijn atelier, de thematische analyse van zijn oeuvre, zijn carrière, de evolutie van zijn kunst, de invloed die hij op anderen had enz. De inhoud is helemaal in de veeleisende lijn die André Bazin aanbeval toen hij de educatieve rol van de filmkunst onderstreepte. De vormgeving is vernieuwend en vindingrijk. Zij maakt gebruik van animatie om de aandacht te vestigen op de lijnen en de cirkels van de structuur der schilderijen. Op die manier wordt de compositie zichtbaar gemaakt. Zij gebruikt de fragmentatie van het beeldscherm om de vergelijkende studie van schilderijen of verschillende stijlen te maken. Maar tegenover die handigheidjes uit het schoolboek ontwikkelt Storck zijn fameuze methode: door de camerabewegingen binnendringen in de dramaturgie van een schilderij. Zijn technieken: zijwaartse travellings, aftasten van het doek, stilstaan bij een detail, nabijheid van de personages en de gezichten. Het eerste gedeelte van de film is analytischer en meer biografisch, het tweede doet ons lyrisch in het schilderij en in de wereld van Rubens doordringen en vertoont sterke gelijkenis met de overvloed, het edelmoedige, de weelderigheid van de schilder.
Realisatie : Henri Storck in samenwerking met Paul Haesaerts
Assistenten-realisatie : Luc Zangrie (Luc de Heusch) en Jean Van Elsen
Scenario : Paul Haesaerts en Henri Storck
Beeld en trucage : Robert Gudin, geassisteerd door Pierre Gudin en Jacques Brunet
Bijzondere beeldopnamen en animaties : D. en H. Sarrade in de gespecialiseerde Eclair-studio’s
Buitenopnamen : Maurice Delattre en Charles Abel
Montage : Henri Storck
Commentaar : Paul Haesaerts
Stem : Stéphane Cordier
Muziek : Raymond Chevreuille onder leiding van Franz-André
Mixage : Jacques Carrère (Sonart-studio)
Fotografie : Paul Bytebier
Productie : C.E.P.
Opdrachtfilm van het ministerie voor Openbaar Onderwijs (Cinematografische dienst), ministerie van Verkeerswezen (Commissariaat-Generaal voor Toerisme)
Nederlandse versie onder de titel Rubens, tekst en stem A. J. J. Delen
Duitse, Amerikaanse, Spaanse, Russische versie
35 mm / zwart-wit (Gevaert)/ 65 minuten / 1948
Om de film te kopen, hier klikken
Het is duidelijk, dat bij zo’n opzet het scenario het best geschreven kon worden door een kunsthistoricus en het is wel wat simpel, dat achteraf Storck en Haesaerts wat gekibbeld schijnen te hebben over het geestelijk vaderschap. Want iedereen kan hier zien hoe een kunstzinnige idee is gegroeid uit een vruchtbare samenwerking van een man met een schema en een man met een camera. In feite moeten Haesaerts en Storck elkaar al gauw hebben gevonden, toen de kunsthistoricus als uitgangspunt van z’n scenario koos al datgene wat ons in vervoering brengt in de doeken van Rubens. Storck begreep, dat hij het uitdrukkingsvermogen van de schilder met zijn camera kon opvangen en verhevigen. Hij zag de hoogtepunten van het schildersoeuvre als meesterlijk vastgelegde momentopnamen uit eeuwig in gang zijnde, oorspronkelijke bewegingen in levensvormen en naar de geest.
B. J. Bertina, Parijs liep storm, Nederland aarzelde. Rubens’ schilderkunst leeft onder het oog van de camera, De Volkskrant, 21 januari 1950
Of dit oordeel over Rubens’ werk het algemeen erkende of het juiste is, die beslissing behoort de kunstkenners. Feit blijft dat de film aan oningewijden een inleiding tot de kunstenaar biedt in de aantrekkelijke taal van de film. Aangezien deze Rubens-analyse welhaast zuiver objectief is, is de film eerder een tentoonstelling dan een oordeel. In ieder geval is het werk van de heren Haesaerts en Storck in Rubens een geslaagde combinatie van informatie en vermaak.
Otis L. Guernsey Jr., Rubens in black and white, New York Herald-Tribune, 30 april 1949
De Rubens-film van Paul Haesaerts (en Henri Storck) is een documentaire film, die een nieuwe gebruiksmogelijkheid van de film in de kritische bespreking van schilderijen betekent. Deze film is daarom ook meer dan slechts een gevolg van mooie en pakkende opnamen van schilderstukken of een willekeurige interpretatie ervan. De makers van de documentaire film hebben er geen genoegen mee genomen een chronologische aaneenrijging van de werken van Rubens op de pellicule vast te leggen. Integendeel, ze hebben een reeks interessecentra ontdekt waar zij karakteristieke schilderijen – en fragmenten van zulke kunstwerken – rond groepeerden. Drie zaken vormden het uitgangspunt voor deze schilderijenkritiek: het historische standpunt, de technische analyse en de dynamische opvoering.
… Bevrediging, geluksgevoelens, de wil om de totaliteit van de wereld tot een graad van geestelijke onverzadigbaarheid en religieuze paradoxie te assimileren, dat is het geestelijke portret van Rubens dat de film duidelijk en precies schetst, wat anders met woorden niet mogelijk was. Verder is er nog de dynamiek.
… Door een voorbeeldige voorstelling van de bijzonderheden en een knappe travelling-techniek bereikten de documentaire filmers dat de beschrijving van de plastische effecten in Rubens’ werken het publiek het kijken vergemakkelijkt. Ook biedt zulks het publiek de mogelijkheid zich in het onderwerp te verdiepen, alsook tot zo’n begrijpen te komen, dat Rubens het zich niet beter had kunnen voorstellen. Meer dan één toeschouwer wordt bijgevolg ook, mét of tegen zijn wil, in deze onweerstaanbare beweging meegetrokken en zal – in strijd met de helderheid van zijn zintuigen – de verwezenlijking van het wonder van de fundamentele kunst waarnemen: de begonnen bewegingen zullen voortgezet worden, de monden zullen openvallen en de ogen zullen oplichten voor de schoonheid van het leven.
W.O.S., Der Rubens-film. Der film als kunstkritiker, Die Nation, 5 april 1950
… De plaats en de periode misprijzend tussen de kleren en het huis rangschikken is de grootste fout van de film … Het is wel erg eigengereid de man van zijn tijd los te maken als de plaats en de periode precies een doorslaggevende rol spelen. Willekeurig is ook het zoeken naar identieke compositielijnen. Niet dat Paul Haesaerts ongelijk had … maar voorwenden dat je alles kunt vatten in de cirkel van een navel getuigt van een buitensporige vooringenomenheid …
Georges Sadoul, Les lettres françaises, 16 juni 1949
Zij die het geluk hebben bijzonder gevoelig voor de plastische kunsten te zijn of die een schildersopleiding genoten hebben, zullen deze didactische onderneming misschien overbodig of heiligschennend vinden. Men kan hun antwoorden dat dergelijke films zeker niet in alles kunnen voorzien, maar dat – zelfs gesteld dat het subtielste van een kunstvorm deze films ontgaat – ze evenwel miljoenen niet-ingewijden kunnen helpen dichter te komen bij het heilige der heiligen van het esthetische gevoelen. Ze verkorten uitermate de lange weg van de cultuur die alleen zeldzame geprivilegieerden kunnen bewandelen.
André Bazin, Le parisien libéré, 10 juni 1949