In De wereld van Paul Delvaux volgt de camera de lijven, de architectuur, de perspectieven, terwijl hij begeleidt en onthult wàt de fictie ervan is, wat ze tonen en welke emoties ze oproepen. De camera doorloopt de schilderijen zoals een oog een verhaal leest. Ook de muziek en de tekst spelen in op het equivalentieprincipe dat de kracht van het beeld herhaalt en aan de klankband de rol van een poëtische versterker geeft. Meditatie, incantatie, elegie: dit in-beweging-brengen van een immobiele wereld geeft uiting aan de sensualiteit van de – afwezige – grote en mooie vrouwen en aan de psychoanalytische resonanties van het universum van de schilder. Toppunt van lef: de film is in zwart-wit en dit verlies van de kleur – wat de dood van het schilderij zou moeten betekenen – geeft het een extra, geheime dimensie, waarbij het zintuiglijke even belangrijk is als het picturale.
Realisatie : Henri Storck
Synopsis : René Micha
Beeld : Henri Storck, geassisteerd door Albert Putteman
Montage : Henri Storck
Gedicht : Paul Eluard, gesproken door de auteur
Muziek : André Souris
Geluidsopname : Teisseire
Geluidsmontage : Marthe Jaubert
Productie : Séminaire des Arts (onder leiding van Luc Haesaerts)
Ter gelegenheid van de retrospectieve van het oeuvre van de schilder in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel, december 1944 – januari 1945
35 mm / zwart-wit / 11 minuten / 1944 (geluid in 1946)
Om de film te kopen, hier klikken
Het gaat hier om het werk van een surrealistisch schilder en de surrealistische schilderkunst vertoont, van een bepaalde kant gezien, sterke gelijkenissen met de filmkunst. Storck en Micha stonden voor een bizarre wereld, een droomwereld, een wereld met een zeer heldere vormschoonheid, die zich uitstekend voor hun experiment leende. Een wereld waarin de naakte vrouwen, in het perspectief van antieke bouwwerken, langs heren met lorgnet en bolhoed wandelen. Een wereld met een koele erotiek, waar de dichter Paul Eluard in enkele woorden de vreemde schoonheid van toelicht.
Jean Vidal, Le cinéma au service de la peinture ou la contemplation dirigée, Arts, Parijs, 2 juli 1948
Is het mogelijk dat de geschreven kunstkritiek en de geschreven kunstgeschiedenis nu technieken zijn die nog maar slecht aan hun studieobject aangepast zijn, die achterhaald zijn? Laat het beeld nu het woord vervangen, laat de uiteenzetting een welsprekende reeks beelden worden! En zoals de echte schrijvende criticus aan zijn woorden en zijn zinsbouw de stijl van het besproken kunstwerk geeft, zo zal de filmende criticus zijn werk op zo’n manier moeten opvatten dat hij het de stijl van het gefilmde oeuvre meegeeft.
Paul Haesaerts, Les Beaux-Arts, 11 maart 1949
Terwijl ik de film bekeek, kwam één functie mij bepalend voor, een wezenlijk muzikale functie, met name het tempo. De schilderkunst van Paul Delvaux is impliciet traag en Storck schijnt de eenheid van zijn film te hebben gebaseerd op de traagheid van zijn travellings. Het is in ieder geval in de traagheid dat ik het essentiële kenmerk gevonden heb tussen Delvaux, de film van Storck en de muziek die er zich in moest integreren. Ik heb besloten dat de traagheid het echte thema van de partituur zou worden en er de kern zelf van zou bepalen. Alle geluidselementen werden – met een zekere mate van overdrijving – vertraagd, ik remde alle variatie in de wijzigingen van timbre, register, articulatie, tonaliteit, motief en intensiteit, zodat elke toestand tot een zekere mate van verzadiging verlengd werd.
André Souris, Les Arts plastiques, januari – februari 1949
Het figuratieve universum wordt bekeken en doorlopen alsof het een reëel universum was. Storck negeert opzettelijk het schilderij als drager, als geëxposeerd object, en bevindt zich direct tegenover de uitvinding van de tijdruimte, eigen aan de schilderkunst van Paul Delvaux. Hij ensceneert een mobiele kijk die zich in die ruimte installeert, nu eens ingaand op een detail, een verontrustend verband dat verschijnt uit het schijnbaar natuurlijke perspectief van Delvaux, dan weer de paden van het geheugen en het verlangen bewandelend binnen in de ruimtelijke syntaxis van zijn ontwerpers.
Antonio Costa, Henri Storck, il litorale belga, Campanotto Editore, Udine, 1994