Jubelfeesten (de)

Home / Henri Storck / Filmografie / Thematisch / Jubelfeesten (de)

Deze kleine film maakt deel uit van de 35 reportages die Henri Storck als officiële cinegrafist van de stad Oostende gedurende de zomer van 1930 opnam. Een andere reportage was Pleziertreinen. Deze twee actualiteitenfilms werden vertoond tijdens het Congres van de Onafhankelijke Film in november 1930 te Brussel.

Hier vinden we reeds het model, de gietvorm, van wat later in Feesten in België ontwikkeld zal worden. Dat wil zeggen: de aandacht voor feest en folklore, de zin om een historische en sociologische realiteit te filmen waar niemand in die jaren reeds de archivaris van hoopte te worden. Het was dus een ruw document. Henri Storck zag het mengsel van het burgerlijke en het religieuze, van defilé en processie. De wilden in schaamschortjes van raffia, de troepen in uniform, de fanfares, de jongemeisjes verkleed als engelen, de robuuste paren van het volksbal: zij volgen elkaar in de magnifieke fantasiebeelden van een volk op en worden geopenbaard door een zeer actieve montage. Een nogal platvloerse grote trom gaat een volslagen etherisch beeld van de Heilige Maagd vooraf, de bisschop onder zijn baldakijn zegent de zee in aanwezigheid van alle staatslichamen, terwijl het gepeupel en de kwajongens zich ergens anders amuseren. Een reeks eenvoudige en krachtige opnamen onthult het onderbewustzijn van een land, gefilmd door een cineast in de rol van seismograaf van heel die feestelijke agitatie, waarvan hij het mediamieke oog was. Het resulterende seismogram kunnen wij nu lezen.

 

Reportage : Henri Storck

35 mm / zwart-wit / stomme film / 7 minuten / 1930

Zonder generiek

 

Om de film te bekijken, gelieve de paswoord per email vragen naar info@fondshenristorck.be en dan hier klikken

 

 

Eerste interview door journalist André Cauvin (later ook cineast), die voor de liberale krant L’Etoile Belge schreef:

 

Zoals anderen die groot geworden zijn, woont hij te Oostende.

Het filmscherm had me laten kennismaken met de verdiensten van zijn eerste twee probeersels, Beelden van Oostende en Ter Haringvisserij*. Het waren korte documentaires die duidelijk aanspraken. Ze nodigden uit om de auteur beter te leren kennen. Over zijn films zal ik bij een andere gelegenheid praten. Hier hebben we het over de man die ik aan het werk zag.

Ik kende het adres van zijn studio niet en ik ben het hart van Oostende binnengestapt, voorafgegaan door een kleine jongen die me zwijgend naar zijn werkplaats bracht. Hij hield stil voor een grote open deur en verdween op net zo geheimzinnige wijze als hij me gebracht had. Een lange, donkere gang, breed genoeg voor een serieuze handkar, een geur van vet dat staat te warmen, dan een tweede deur. Ik geloof dat een wit kartonnetje op het kleurloze paneel van de straatdeur de naam vermeldde van de persoon die ik zocht.

Storck is thuis. Hij bevindt zich in het midden van een grote hal – een laboratorium of een studio – het doet er niet toe, maar het is er ruim. Drie grote tafels zijn als de ogen van dit gesloten verblijf, waar het daglicht door een lichtkoepel binnendringt. Filmrollen, een schaar, foto’s, papieren, enkele boeken, een telegram. Aan de muur enkele mooie tekeningen van Spilliaert, foto’s van Henny Porten, Charlie Chaplin, Greta Garbo. En in het midden Storck, over een tafel gebogen, terwijl hij de prachtige materie van de pellicule onderzoekt of de hem toevertrouwde films ontwikkelt of droogt.

Ons eerste contact is zeer spontaan. Storck is een beginnend cineast, maar hij heeft het nodige enthousiasme en een temperament en een kracht die men in zijn beweeglijke gelaatsuitdrukkingen ontdekt. Hij heeft precieze ideeën over de filmkunst, geen tierelantijnen, een duidelijk gevoel van de realiteiten, een evenwichtige opvatting van de beweging, van dat bijzondere leven dat men in een filmscherm moet kunnen vastleggen.

Ik zal niet beweren dat hij een theoreticus is, verre daarvan. In de literatuur als in de filmkunst ziet hij slechts de feiten. “Waarom vond Eisenstein het nodig uit te leggen wat hij in De generale lijn gedaan had? Dat is toch overbodig. Een theorie lezen zonder de film te zien heeft geen effect; de film zien is voldoende. Om goede films te maken moet je van de materie houden, van de aarde, de modder, je moet leren zién, en dan alleen maar filmen.”

Storck praat een beetje over zichzelf en over zijn inspanningen; over zijn films moet je eerst vragen stellen.

 

– Hebt u nog iets gefilmd vòòr Beelden van Oostende?

 

– Neen, het is mijn allereerste film. En ik ben hem aan het herwerken, want er zaten langdradige passages in. Maar als je jong bent, doet het altijd pijn als je wat beelden moet wegknippen, want je houdt van die beelden. Het is natuurlijk verkeerd, maar je wordt door je gevoel geleid.

 

En, terwijl hij naar de foto van Chaplin in onze buurt kijkt, vervolgt hij:

 

– Die daar is de grootste van de cinema. Wat een vormschoonheid in zijn films! Herinnert u zich The Circus en de plaatsing van de zeilen en het touwwerk en de trapezes! Herinnert u zich de opstelling ervan in het beeld? Wat een prachtige composities: de effecten ervan verrassen méér dan welke avant-gardefilm ook. Over Chaplin, de meester van de avant-garde, zou je trouwens een boek kunnen schrijven.

(…) Er zijn films die ik vijf- of zesmaal gezien heb, zonder me voor de intrige te interesseren. Ik bekijk de fotografie, de montage, het ritme en vooral de beeldschoonheid. Het gebeurt vaak dat ik niet meer weet waar het scenario over gaat.

Hier, te Oostende, maak ik reportages: het nieuws. Dat is uiterst leerrijk. Zo verwerf je ervaring.

Ik heb een korte documentaire over de redders afgewerkt, die momenteel in de bioscopen in de stad draait. Ik had er meer leven in willen steken, maar ik heb tijdens de reddingsoefeningen moeten werken. Er lag geen wrak; anders hadden we tijdens een storm een echte redding kunnen reconstrueren.

(…) Ik bereid een kleine tekenfilm met een origineel scenario voor; de auteur is een Vlaming. Maar weet u dat ik volgende winter Oostende verlaat en me te Brussel vestig? Ik hoop er veel te werken …

 

Ik heb afscheid van Storck genomen. Ik had meer dan twee uur met hem gebabbeld. Hij deed me uitgeleide door dezelfde donkere gang, die op dit uur van de avond naar mosselen en frites rook. Die geur stond hem tegen.

Ik had de indruk dat Storck nog van zich zou laten horen; hij zou een waardevol realisator worden. Zijn inspanning verdient aanmoediging en bescherming. Maar de massa bewondert de mens pas nà de inspanning en Storck is, vol zelfvertrouwen, hard aan het werk.

André Cauvin, Een Belgisch cineast. Een uur met Henri Storck, L’Etoile Belge, 15 augustus 1930